Wat het schilderij laat zien en wat het vertelt

Veel schilderijen vertellen een verhaal. In beeldvorm. In elk geval wekken ze de indruk een verhaal te vertellen, want ook bij narratieve voorstellingen – met veel verwijzingen – is het niet eenvoudig om er een eenduidige boodschap uit te halen. In dat opzicht onderscheidt het zich niet van taal.

Dit is deel 1 van het verslag van aflevering #35 in de serie de Taal Voorbij in Pakhuis de Zwijger, Beelden en Schrijven. Het tweede deel behandelt beeldtaal bij Hermans.


Links: Otterspeer, rechts Van der Velden bij Beelden en Schrijven, In Pakhuis de Zwijger

Hugo van der Velden, Rijksmuseumhoogleraar UvA, stelt dat het verleden tot ons spreekt in nagelaten sporen in objecten. Om dit te illustreren tovert hij een forse baksteen uit zijn rugzak. “Gefabriceerd in de 14e eeuw en meegenomen van een bouwplaats in Utrecht.” Het maakproces is nog aan de steen af te lezen. “Als je goed kijkt, zie je veegsporen van een duim.”

Volgens dit principe kun je ook kijken naar historische kunstwerken, zoals onder meer historicus Aby Warburg (1866 – 1929) deed. Hij sprak van ‘engrammen’, geheugensporen in historische objecten. Voorwerpen dragen, als het ware, ideeën met zich mee.


Toren van Babel, Pieter Breugel

“Kijk op deze manier eens naar de twee schilderijen van de Toren van Babel, van de penseel van Pieter Bruegel [1525 – 1569] “Tot in detail zie je hoe de toren wordt opgebouwd. Je ziet hout aangesleept worden, je ziet kalksporen op de toren, en op de hogere verdiepingen zie je stellages. Er valt ontzettend veel van het schilderij af te lezen.”

Toch is een definitieve interpretatie erg lastig. “Bruegel schilderde dit thema – de klassieke uitbeelding van een spraakverwarring – ten tijde van hevige religieuze woelingen, in 1568. Heeft hij hierover via dit schilderij iets willen zeggen?”

Van Eyck

Iets vergelijkbaars is aan de hand met de schilderijen van Jan van Eyck (1390 – 1441). Deze schilderijen werden zeer gewaardeerd door Johan Huizinga (1872 – 1945), Neerlands bekendste historicus. In 1919 publiceerde deze zijn Herfsttij der Middeleeuwen, een studie over ‘levens- en gedachtenvormen’ in de veertiende en vijftiende eeuw. Het is niet overdreven de Herfsttij te interpreteren als een poging het werk van Van Eyck te begrijpen.

“Bij een tentoonstelling in 1902 was Huizinga zeer onder de indruk geraakt van de Vlaamse Primitieven en met name Van Eyck. Huizinga had ongeveer dezelfde manier van naar kunst kijken als Aby Warburg: schilderijen houden gebeurtenissen en ideeën vast, ze vormen een soort collectief geheugen.” Aan schilderijen valt dus veel af te lezen. Maar wat?

 

Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, Van Eyk, 1434

Kijken we naar het portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, door Van Eyck geschilderd in 1434. “Het is heel zorgvuldig gemaakt, over elk detail lijkt te zijn nagedacht.” Meest intrigerend is wel de spiegel, centraal op de achterwand van de uitgebeelde kamer. Als toeschouwer kijken we recht in deze spiegel, en wat zien wij daarin? Niet alleen de achterzijde van de geschilderde man en vrouw, in bolvormig perspectief, maar ook de schilder zelf en een persoon naast hem. Boven de spiegel staat geschreven: ‘Johannes de eyck fuit hic’ (Jan van Eyck was hier). In het schilderij, in beeld en geschrift vraagt de  schilder  aandacht voor zichzelf.  Deze tekst in het  schilderij is ook intrigerend daar het in schrijfstijl is geschilderd. De tekst bevindt zich echter op een muur en zou in werkelijkheid niet hebben kunnen zijn uitgevoerd. Een intrigerend feit daar Jan van Eyck juist om zijn enorme precisie bekend staat. “Waarom doet hij dat? Hoe moeten we dit interpreteren? Was het eigenlijk een zelfportret? We kunnen hierover speculeren,”


Detail, van Eyk, 1434

Vóór Michelangelo (1475 – 1564) was Van Eyck de beroemdste schilder van Europa, en het spiegelelement uit het dubbelportret is vele malen geïmiteerd.

Stilleven

Intrigerende details vinden we ook op het welbekende veelluik De aanbidding van het Lam Gods (1432), dat in de Sint-Baafskathedraal in Gent hangt. Het altaarstuk lijkt op het eerste gezicht een keurige uitbeelding van de christelijke visie op de wereld. En toch, op de achterzijde van dit altaarstuk is heel precieus een stilleven aangebracht, met onder meer een waterbekken in lichtreflectie. Wat doet dat stilleven daar, als werelds element in een super-christelijke omgeving? Wat wilde Van Eyck ermee zeggen? Opnieuw is een definitief antwoord niet goed mogelijk. Huizinga is zeer geïntrigeerd door Van Eycks beeldenrijkdom, hij voelt dat er van alles aan zijn schilderijen valt af te lezen. Tegelijk is hij zich bewust van de ambivalentie van deze beelden.  Van der Velden zet de weergave van de werkelijkheid in schilderijen, af tegen de weergave in geschriften. Wat vertelt ons meer over de werkelijk van toentertijd?  En passant vermeldt Van der Velden dat de schilderijen (nog steeds) toegankelijke bronnen zijn terwijl de kronieken heden ten dage nauwelijks meer te lezen zijn. Althans, voor de meeste mensen.

Huizinga vindt dat Van Eyck met kop en schouders boven zijn tijdgenoten uitsteekt. Ook bij hen zien we de beeldenrijkdom, volgens Huizinga typisch voor de late Middeleeuwen. Bij hen is het echter overdadig geworden, gekunsteld. Om dit te illustreren verwijst hij naar een (driedimensionaal) beeld van de profeet Jeremia, in het Franse Champnol (bij Dijon). In zijn oorspronkelijke vorm, van rond 1400, was dit beeld niet alleen kleurig beschilderd, maar droeg de profeet ook een brilletje – met gouden rand. Dit laatste element is inmiddels al lang gesneuveld, maar toen Huizinga erover las, vervulde het hem met weerzin.

Door: Jos Overbeeke

Lees meer:
Het verlangen naar beeld van Hermans
Beeldtaal bij Huizinga en Hermans