Het verlangen naar beeld van Hermans
Uit eenoog, W.F. Hermans
W.F. Hermans was een verwoed fotograaf. Wat laten zijn foto’s zien? Hebben ze een relatie met zijn indrukwekkende literaire oeuvre? Wat kan een roman vertellen, wat kan een foto laten zien? Willem Otterspeer, biograaf van W.F. Hermans, zoomt in.
Dit is het tweede deel van het verslag van aflevering #35 van de serie de Taal Voorbij, Beelden en Schrijven. Het eerste deel gaat over beeldtaal bij Huizinga.
In het werk van schrijver Willem Frederik Hermans (1921 – 1995) speelt het thema fotografie een belangrijke rol. In meerdere boeken zelfs nadrukkelijk. Om een paar scènes te noemen uit De donkere kamer van Damokles: als Henri Osewoudt ondergedoken zit – het boek speelt in de oorlog – wordt hij aan het werk gezet om fotorolletjes te ontwikkelen. Eén van de personages legt uit hoe je zoiets doet en zegt er bij: “Nergens ter wereld komt zo veel aan het licht als in een donkere kamer.” Aan het eind van het boek, als Osewoudt wordt beschuldigd van landverraad, gaat hij onder toeziend oog van zijn ondervragers opnieuw een fotorolletje ontwikkelen. Hier zit een opname bij waar hij samen op staat met Dorbeck, en deze foto moet bewijzen dat hij onschuldig is..
Fotografie speelt ook een hoofdrol in Hermans’ andere klassieke roman, Nooit meer slapen. Alfred Issendorf probeert luchtfoto’s te bemachtigen, die hem op weg zouden moeten helpen in zijn zoektocht naar meteorieten in Noors Lapland. En de verhaaltitel De blinde fotograaf behoeft geen toelichting
Minder bekend is dat W.F. Hermans zijn hele leven fotografeerde, er twee fotoboeken van zijn werk zijn gepubliceerd, en een expositie foto’s in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Op zijn twaalfde kreeg hij zijn eerste boxcamera, en de liefde voor de fotografie was levenslang. Het leven van Herman is gewijd aan het woord en aan het beeld. Een beeldtaalauteur par excellence
Uit eenoog, W.F. Hermans
W.F. Hermans was filosofisch angehaucht. Hij was er trots op een visie te verbeelden, te verwoorden. Zijn romans gingen ergens over, so to speak. En ook niet zomaar dingen in de roman opnemen. Geen mus mocht van het dak vallen – aldus het bekende woord van de schrijver – zonder dat die, overdrachtelijk weliswaar, weer ergens opdook. Betekenis stond zeer hoog in het vaandel geschreven. En hoe is dat met zijn fotografische werk?
Willem Otterspeer (1950), emeritus hoogleraar in Leiden, heeft zich 15 jaar lang in leven en werken van W.F. Hermans verdiept. In 2013 en 2015 leidde dit tot twee kloeke boekdelen, die met recht de voorlopig-definitieve biografie van de schrijver mogen heten. Otterspeer pakte het grondig aan. Zo reisde hij Hermans overal achterna, naar alle plaatsen ter wereld waar deze ooit was geweest. Dus ook naar de kale vlakten van Finnmarken, het decor van Nooit meer slapen.
Hermans was een gepassioneerd fotograaf, zegt Otterspeer. Hermans meende zelfs dat de fotografie beter in staat is de ware werkelijkheid te laten zien dan de literatuur. Een goede roman is als een ingewikkeld uurwerk, een gelaagd bouwwerk waarin alles op elkaar moet aansluiten om overtuigend te zijn, terwijl een fotograaf met één goed gekozen shot zijn verhaal kan doen. Dat een foto ook gelezen moet worden om meer betekenis eruit te halen is een aanpak die bijvoorbeeld Hans Aarsman tot hoge kunst heeft verheven. Foto’s zijn ook meerslachtig en complex.
Begin jaren ’60 – uitgerekend na zijn literaire doorbraak met De donkere kamer – overwoog Hermans serieus het schrijverschap op te geven en zich te vestigen als ‘persfotograaf’. Hij volgde een cursus fotografie aan de Volksuniversiteit [!] in Groningen en schreef zich in bij de Kamer van Koophandel,. Alleen leidde dat niet tot enige clientèle en heeft hij, zoals bekend, zijn schrijverschap gecontinueerd.
Otterspeer stelt voor de foto’s van Hermans te bekijken op basis van de uitgangspunten die Roland Barthes (1915 – 1980) in zijn foto-onderzoek La Chambre Claire verwoorde. Foto’s hebben twee interessante aspecten. Het studium, alle culturele en maatschappelijke interpretaties die je bij een foto kunt hebben. En het punctum, de manier waarop een foto je persoonlijk raakt, waarop de foto je ‘verwondt’. De sterke verwantschap met romans is evident.
Kijken en bekeken worden
Bladerend door Koningin Eenoog (1986) zien we een aantal thema’s terugkeren in de foto’s: vervallen huizen, dieren, reclames en andere teksten op straat. Hermans had duidelijk oog voor onverwachte en grappig uitwerkende coïncidenties, zoals een verkeersbord waar een neus uit lijkt te komen, of een non die staat te praten naast een stripteasereclame.
“Kijken is voor Hermans ook bekeken worden”, zegt Otterspeer. Koningin Eenoog bevat meerdere foto’s waarop personen of dieren nadrukkelijk terugkijken naar de fotograaf. Zelfs in levenloze voorwerpen ziet Hermans nog gezichten die de fotograaf in de gaten houden. Het is niet moeilijk een link te leggen met zijn paranoïde trekken, zoals beschreven in Paranoia.
Hermans was fysisch geograaf en bezag de mensenwereld met wat hij noemde een ‘geologische blik’. De Aarde is 4,5 miljard jaar oud, terwijl de mensheid maar net komt kijken en ook weer zal verdwijnen. We zijn een zuchtje in de eeuwigheid. Koningin Eenoog bevat meerdere geologische foto’s, onder meer gemaakt in Noorwegen, die grote eenzaamheid en verlatenheid uitstralen. Vaak gaat het om resten van erosie, wat overblijft als de tijd zijn verwoestende werking heeft gedaan.
En toch, het is niet allemaal leegte en verval, wat de foto’s van Hermans laten zien. Er zit geregeld humor en soms zelfs diepe emotie in, zoals bij de jongen die een grote teddybeer omklemt terwijl hij recht de camera in kijkt. “In zijn eigen jeugd had Hermans maar één vriend”, zegt Otterspeer, “en dat was zijn beer.”
Professionele fotografen zijn niet erg onder de indruk van het fotowerk van de schrijver. Otterspeer heeft meerdere van hen gesproken. “Ik denk dat je Hermans’ foto’s vooral moet zien als illustratie bij zijn literaire oeuvre.” Dus Hermans was toch niet een beeldtaalkunstenaar?
Van Hermans verscheen in 1986 Koningin Eenoog, dat vergezeld ging van een tentoonstelling in het Stedelijk. In 1994 verscheen Een foto uit eigen doos.
door: Jos Overbeeke
Uit eenoog, W.F. Hermans
Wat het schilderij laat zien en wat het vertelt
Beeldtaal bij Huizinga en Hermans