BeeldSchoon
Mensen kunnen op twee manieren tonen wat zij als schoonheid ervaren: door taal, door beeltenissen, en uiteraard door de combinatie van taal en beeld: beeldtaal.
Dit is het essayistisch verslag van aflevering #34 in de serie de Taal Voorbij van het Instituut voor Beeldtaal over de Resonantie van Schoonheid met Hein van Dongen en Marius Hogendoorn.
Als je respondenten vraagt om een foto die voor hen uitdrukt wat schoonheid is, wat laten ze dan zien?
In het kader van zijn Beauty Project stelde onderzoeker Marius Hogendoorn deze vraag aan ruim 1000 Nederlanders. Hij maakte hiervan een selectieve grafische vertaling in de vorm van een boom, de zogeheten ‘schoonheidsboom’.
Één van de bomen uit het Beauty Project
De boom bestaat uit ± 200 foto’s die variëren van landschappen en vergezichten (veel), dieren (ook veel) en hier en daar een bloem, wat blote mannen en vrouwen en auto’s.
Ongeveer de helft van de afbeeldingen hebben een algemene strekking. Deze mooie beeltenissen zijn in deze setting de picturale expressie van de persoonlijke schoonheidservaring. Niet relevant, want het gaat, nogmaals, om de expressie van de schoonheidservaring maar opvallend dat afbeeldingen van kunstobjecten nagenoeg ontbreken. Of misschien is dat juist veelzeggend daar een schoonheidservaring immers door elk object of fenomeen kan worden opgeroepen, kan worden beleefd. Uiteraard, het kan aan de samenstelling van de respondenten liggen maar misschien is kunst überhaupt of misschien juist, qua schoonheidsbeleving marginaal. Daarentegen, voor de volledigheid, zijn juist kunstobjecten en kunstuitingen in hoge mate onderwerp van onderzoek naar schoonheid.
De andere helft bestaat uit foto’s die voornamelijk voor de eigenaar de schoonheidservaring uitdrukken. Zoals foto’s van de kinderen, huisdieren of vakanties. De schoonheidservaring is hier duidelijk begrensd tot het privé leven. In de bijbehorende teksten geven de respondenten dat ook duidelijk aan. Zoals “Mijn zoon. Foto is supermooi voor mij. Stralend ventje.” Of: “Als moeder vind je je eigen kind natuurlijk de mooiste.” Maar ook: “Mijn dementerende moeder. Nu mijn ‘dochtertje’”. Of de foto van een zwangerschapstest. Schoonheidsbeleving kent qua picturale communicatie geen beperkingen. De beleving is volstrekt los van de objectieve inhoud van de afbeelding.
Marius Hogendoorn is marktonderzoeker. Zijn competentie is het op bijna uitsluitend talige wijze verzamelen van informatie d.m.v. questionnaires. Deze expertise zet hij nu alweer een decennium lang in voor een maatschappelijk onderzoek van een inmiddels internationaal project, het Beauty Project. Het Beauty Project is een empirisch onderzoek naar schoonheidsbeleving.
Qua inhoud van de vragen worden er praktisch geen beperkingen gehanteerd. Voor de inhoud en afbakening van het onderzoeksveld stelt hij ook vragen als “Kan schoonheid ook gevaarlijk kan zijn?” of “Word je wel eens bang van wat een ander heel mooi vindt?”
Dankzij het Instituut van Beeldtaal heeft Hogendoorn een fundamentele stap gezet. Ook het picturale wordt nu in zijn onderzoek aangemerkt als bron. De afbeelding wordt niet meer slechts als illustratie bij de talige expressie gezien maar als authentiek informatiepotentieel. Daar is nu een begin mee gemaakt door ook de afbeeldingen te coderen. Dat is een arbeids- en tijdsintensief proces. De volgende stap is nu de combinaties van woord en beeld te onderzoeken waarvan de respondenten hebben aangegeven dat zij die als schoon ervaren. Dus de connectiviteit tussen woord en beeld waarmee de respondenten hun gevoelservaring communiceren. Een fundamentele stap waarmee Hogendoorn ook hierin een pionier is. Daartoe worden de foto’s gecodeerd door trefwoorden aan de afbeeldingen te koppelen.
Hogendoorn werkt nauw samen met Hein van Dongen, filosoof. Van Dongen werkt aan een publicatie over het thema schoonheid. Zijn perspectief is het blootleggen van patronen in de esthetische ervaring van schoonheid. Ook in de benadering van van Dongen is de esthetische kwaliteit van het object uitdrukkelijk geen onderwerp van onderzoek. De meeste onderzoeken gaan daarover: schoonheid als kwaliteit van het materiële object of het immateriële fenomeen. Bovendien is onderzoek naar schoonheid enorm gefragmentariseerd over vele wetenschappelijke disciplines. De vigerende wetenschappelijke onderzoekspraktijk betreffende schoonheid biedt dan ook een weinig ondersteuning.
Zoals gezegd. Schoonheidservaring gaat erover wat het psychisch teweeg brengt, wat het met iemand doet. Esthetische criteria, of iets mooi of lelijk is, zijn niet aan de orde. Hier gaat het om de wijze waarop een ervaring van schoonheid zich constitueert. Vanuit dit perspectief heeft van Dongen dan ook fundamentele kritiek op de veel aangehaalde uitspraak “Beauty is in the eye of the beholder.” Stendhal’s uitspraak “La beauté n’est que la promesse du bonheur” lijkt beide te verbinden. Hoe dan ook, het fenomeen schoonheid vormt, wil je het onderzoeken een epistemologische en zelfs een heuristische uitdaging.
Een bevinding is dat de beschrijvingen van de schoonheidservaring van respondenten over zeer uiteenlopende onderwerpen sterk overeenkomstig is. Veel respondenten spreken in termen die horen bij een tactiele gewaarwording, bij de tastzin, in plaats van een visuele of luisterervaring. Zoals bijvoorbeeld ‘het raakt me’ of ‘ik ben geboeid’ etc. En dat loopt van muziek van Wagner tot aan wandkleden.
Misschien wat prematuur om dit als universeel kenmerk van schoonheidservaring te kwalificeren maar in ieder geval opmerkelijk. Een andere gegeven is dat het vocabulaire zeer bescheiden is om gevoelens uit te drukken aangaande het ervaren, meeleven e.d. van het fenomeen schoonheid.
Taal is primair analytisch en descriptief terwijl beeltenissen veel emotiever zijn, veel directer emoties kunnen bemiddelen. Overigens, hoe verschillend ook, qua moeilijkheidsgraad bij het interpreteren, doen taal en beeld niet voor elkaar onder. En beeldtaal gaat dan nóg een stap verder. En is nog moeilijker.
Schoonheid is een diepe persoonlijke ervaring. Dat blijkt al uit wat er wordt gezegd en wat voor soort beelden de respondenten aanleveren van wat zij als schoonheid ervaren.
Dat vormt ook direct een grote uitdaging hoe dat te rubriceren, te categoriseren en daar vervolgens een analyse op los te laten. Het instrumentarium en de terminologie moeten nog gemaakt worden. Het is pionieren in fundamenteel exploratief onderzoek.
De ervaringsvraag is in het onderzoek van het afgelopen decennium puur een talige benaderingswijze geweest. Zoals eerder aangeven, sinds de interventie van het Instituut voor Beeldtaal is de insteek gekozen om ook de combinatie, de interconnectiviteit van beeld en taal te onderzoeken. Geen kleine stap.
Coderen met beeltenissen staat nog niet eens in de kinderschoenen, het is nog in het luierstadium. En de relatie tussen taal en beeld in het onderzoek moet van scratch worden onderzocht met betrekking tot de schoonheidservaring. Kortom, hier wacht een zware, doch schone taak.
Door: Jos Overbeeke & Ronald van Eerten